De 8 tips van Bart Backaert voor een klimaatrobuuste stad

Weinig steden zijn beter voorbereid op de klimaatopwarming dan Aalst. En dat vooral dankzij de visie van Bart Backaert. Hij staat al zo’n 20 jaar aan het roer van de groendienst. Vandaaruit vaart hij de stad richting een klimaatrobuuste oase van groen. Hoe hij dat doet, legt hij uit in acht tips.

  1. Meer robuust groen rond de stad dat het centrum binnensluipt 

“In de dichtbebouwde stad is er vaak niet veel ruimte voor groen. Daarom leggen we grote, robuuste groenplekken aan rond de stad, die we in de vorm van vingers in het stedelijk weefsel kunnen trekken. Een rivier, spoorwegtaluds, plantsoenen die in verbinding staan, oude fietsverbindingen die je met een lint van groen de stad binnentrekt. En zo haal je de biodiversiteit de stad binnen. Zo doorbreek je de klassieke, grote en versteende blokken met groen en laat je de stad afkoelen“

  1. De juiste boom de juiste plaats

Veel gemeentes en overheden blijven vasthouden aan inheemse boomsoorten die niet meer bestand zijn tegen het hete, droge stadsklimaat, ze blijven ook braaf klassiek beheren. Inheemse boomsoorten als linde, els en eik zijn goed voor de biodiversiteit. En die blijven we aanplanten buiten het stadscentrum. Maar in het stedelijk, warmer milieu staan die planten niet op hun plaats. Dat is de vraag die we steeds stellen: welke boom past in deze locatie? En op zo’n hitte-eiland passen vooral mediterrane bomen. Een moeilijke boodschap die vaak niet wordt opgevolgd. Veel gemeenten blijven vasthangen aan de courante, gemakkelijke en vanzelfsprekende boomsoorten. En net die bomen beginnen het lastig te krijgen als ze in een te droge of te hete standplaats staan.

Die bomen zullen op termijn verdwijnen. Ze verzwakken en worden daardoor gevoelig voor ziektes. Dat is wat we nu zien bij de fijnspar die last heeft van de letterzetter. Dat beestje ent zich alleen op zieke, verzwakte bomen die in een veel te droge bodem staan.

  1. Water in de stad

“Maak bovengrondse, open wadi’s. Zo creëer je een fantastisch watermilieu voor amfibieën en waterinsecten. Het open water heeft een verkoelend effect. En ook voor kinderen zijn dat de tofste plekken om naartoe te gaan. Als kind dikkoppen gaan vangen en stekelbaarsjes, dat is schitterend. Die combinatie vind ik belangrijk: dat wat goed is voor het klimaat, ook een belevingswaarde heeft voor burgers, een esthetische waarde en biodiversiteitswaarde.

  1. Extensief onderhoud, minder machinale en manuele arbeid

“Kies voor inheemse plantensoorten, een natuurlijke aanleg en vanaf het begin voor extensief maaibeheer. Natuurlijk vergt dat een totaal andere manier van denken. Vroeger lag de nadruk op verrijken en bemesten. Terwijl we nu verschralen en extensiever werken. Dat merk ik ook in de groendienst. Werknemers die niet naar de tuinbouwschool zijn geweest, trek je makkelijker over de streep dan de klassiek geschoolde tuiniers. Verkavelingen die nog aangelegd zijn op de klassieke manier moeten we nu allemaal heraanleggen. Want hoe armer de grond, hoe rijker de vegetatie.  Laat los en geef de natuur vrij spel.”

  1. Ruimte voor spontane natuur: ruigtes, spontane bosontwikkeling, begrazing 

“Braakliggende terreinen waar een langetermijnvisie voor is, laten we best met rust. Dat kost ons niets aan arbeid en toch ontstaat daar een natuurlijke, biodiverse dynamiek. ”

  1. Burgers meenemen in het verhaal: particuliere tuinen zijn meestal een ramp. 

Steden en gemeenten zijn vaak mee in het verhaal. Maar particulieren blijven conservatief als het over hun tuin gaat. Met hun gemillimeterd gazon zijn het steriele plekken. Dat banaal, exotisch groen vervangen door bomen en meer diversiteit. Zeker omdat de oppervlakte aan private tuinen enorm is in Vlaanderen is dat van enorm groot belang. In mijn kleine, smalle stadstuin gebruik ik geen machines, gras of hagen. En dat is een vogelmagneet. In de winter zit het daar vol vogels. Moest iedereen nog maar de helft doen, wordt de stad een fantastische biotoop. Want voor die biodiversiteit moeten we rekenen op de stad. We moeten het niet hebben van de buiten, waar er aan intensieve landbouw wordt gedaan.

  1. Lokale voedselproductie in volkstuinen en plukboerderijen

“Eigen groenten kweken in plaats van alles uit verre streken te importeren. Boontjes uit je eigen tuin of uit Kenia, da’s een groot verschil qua impact op het milieu.“

  1. Ruimte voor spontane natuur: ruigtes, spontane bosontwikkeling, begrazing 

Op wandelafstand van de grote markt hebben we het Osbroek. Een deel daarvan wordt beheerd en een groot deel is een begrazingsstuk. Daar lopen Gallowayrunderen rond. Als mens hoef je daar niets anders te doen dan te komen genieten. Buiten een veiligheidskap grijpen we in dat stuk niet in. En ook braakliggende terreinen waar een langetermijnvisie voor is laten we best met rust. Spontaan onstaat daar een natuurlijke, biodiverse dynamiek. Dat kost ons niets aan uitstoot of arbeid en toch komt er schitterende natuur uit. De arbeid verminderen in het groen, dat lijkt mij de grootste uitdaging voor mensen die met groen bezig zijn.

Deze opleidingen mag je zeker niet missen

Ontdek het volledige aanbod opleidingen in het thema Natuurbeheer & Ontwerp